29 apr Dubbele horizon
https://www.instagram.com/p/CAdMswUl_1X/?utm_source=ig_web_copy_link ...
https://www.instagram.com/p/CAdMswUl_1X/?utm_source=ig_web_copy_link ...
Gisteren heb ik een rondje gefietst en kwam terecht op mijn – voorheen – dagelijkse route. Het was alsof ik terug de tijd in de tijd reisde (al was het maar een paar weken geleden) zoals een naald van een grammofoonplaat zijn groef weer vind, zo fietste ik door de straat en reed automatisch mijn voormalige route, tot ik op de plek van bestemming was waar ik voor een gesloten deur stond en dus rechtsomkeert maakte.Onderweg passeerde ik een elektriciteitshuisje, onbestemd groengrijs en behangen met posters. Al maanden hangt er hetzelfde exemplaar in drievoud: het silhouet van een hoofd met een zwarte achtergrond. Het hoofd is een doorkijkje naar een tuin, op de plek van de schedel hangen boomtakken, de stam zie je nog net oplossend in nekwervels. Zo stel ik me ook de binnenkant van mijn hoofd voor. De stevige takken als wegen, fijnere takken als kronkelpaadjes die ik wat minder vaak betreed.Een wandelroute is een logica om door het landschap te bewegen. De herinnering aan een route of het volgen van de route in je hoofd, stel ik me voor als een gedachtensliert. Je beweegt niet, alleen maar in je hersenen. Wordt je tijdens de wandeling onderbroken door een deurbel, door een kat die op schoot springt, door de ping van je telefoon, dan kan het gebeuren dat je de volgende stap pas uren later zet of dat je op een heel andere plek de wandeling vervolgt. Mocht je in slaap vallen, dan vervolg je de wandeling misschien in een heel andere dimensie. (En een droom is een landschap waar meestal niet meer naartoe terug kunt keren, vooral niet als je dat wil.)Ik loop tegenwoordig vooral door Zundert via Google Street View met hopelijk als resultaat een audiowandeling te maken die helemaal is afgestemd op de fysieke omgeving van de wandelaar. Normaal schrijf ik wandelend; ik volg mijn neus, luister naar de omgeving, praat in mezelf (of tegen mijn opname-apparaat als audio-schetsboek). De wandeling ontstaat met elke stap. Maar normaal is weg.Nu zweeft het pijltje van mijn muis boven de kaart op mijn beeldscherm. Ik laat het oranje poppetje van Google lukraak vallen. Het perspectief kantelt; van schematische plattegrond naar een gefotografeerd straatbeeld. Zo heb ik elke dag weer nieuwe droppings. Vanaf een willekeurig punt muisklik ik een straat uit, op de kaart, in mijn hoofd. ...
Ook al lees en herlees ik in mijn tuinhuis zijn brieven, wandel ik met de kaart van Zundert door Amsterdam-Oost, ik nader Vincent van Gogh nog voor geen meter. In een brief lees ik dat hij oefent met perspectief, hij schrijft zijn broer opgetogen over het instrument dat hij hiervoor ontwikkelt. Zijn geworstel stelt me op een of andere manier gerust, want hoe logisch het ook lijkt om een omgeving op papier weer te geven, de vertaling van ruimte naar het platte vlak lijkt me onmogelijk zonder trucs. Op de plank boven mijn bureau ligt al tijden een vergeeld boekje uit 1937: ‘Handleiding bij het Tekenen’ door H. Erremes. Op belerende maar ook bemoedigende toon word de lezer geïnstrueerd hoe perspectief correct weer te geven, maar om ook te weten wanneer je de regels naast je neer moet leggen: Dikwijls zal het u voorkomen, dat kleine afwijkingen van die regels noodzakelijk blijken, en veel beter het gewenste effect zullen geven dan een al te slaafse navolging ervan. De perspectief mag een handje helpen, maar uw oog blijft de baas. Mijn oog kan wel wat oefening gebruiken. Als ik me in park of supermarkt begeef ben ik voornamelijk bezig met het ontwijken van anderen en zorgen dat ik op voldoende afstand langs deze obstakels (want dat wordt de medemens vanzelf) koers. Gisterenavond was een uitzondering. Ik zat bij vrienden op de stoep wijn te drinken. 'Kom iets meer deze kant op', zei de gastvrouw terwijl ze me in de richting van de fles wenkte, 'vijfeneenhalve stoeptegel is 1,5 meter'. Ondanks het effect van de rioja op mijn brein was het in de gaten houden van deze afstand van alle andere momenten buitenshuis. Als ik de Wikipedia goed heb gelezen dan werden in de tijd van Van Gogh oude benamingen voor lengtematen afgeschaft en gewijzigd naar ons huidige systeem van meters, centimeters, millimeters. Daarvoor werd gemeten met het lichaam: een voet, een duim, een el. (En bij toeval kom ik tegen: Egyptenaren gebruikten de middelvinger als lengtemaat!) Gelukkig bestaat de duimsprong nog steeds, al heb ik daarmee nog nooit een afstand in de verte gemeten, voor mij was het al verbazingwekkend genoeg dat mijn duim op twee verschillende plekken leek te zijn door alleen maar beurtelings met mijn ogen te knipperen. ...
boom in centrum Zundert, google street viewboom in Nuenen, tekening door Van Gogh ...
navel boven Zundert #remoteresidency #googlestreetview #vangoghisalive ...
Vanmorgen moest ik er even tussenuit. Via instagram-live maakte ik een stadswandeling met een bijna failliete stadsgids door Berlijn. Op het schermpje van mijn telefoon volgde ik haar door de lege binnenstad, over een uitgestorven Unter den Linden, over het Museuminsel, pauzerend onder de Brandenburger Tor en eindigend bij de Fernsehturm. Ik probeer zoveel mogelijk in Zundert te zijn, maar dat lukt niet helemaal. Fysiek ben ik in het zomerhuis (tuinhuis) achter de laptop. Vanaf hier heb ik goed zicht op de voorbijgangers op het pad onderweg naar hun tuin, maar zodra ik iemand zie naderen, duik ik achter mijn beeldscherm. Men groet elkaar hier de laatste weken met nog groter enthousiasme dan voorheen, opgelucht om een medemens te zien, blij om op de tuin te zijn (in een tuinpark ben je niet ‘in’ de tuin maar ‘op’ de tuin). Maar elke ‘goedemorgen’ hier trekt me vandaag meer naar Amsterdam dan naar Zundert. Nu zou ik hier iets moeten schrijven over Vincent, maar waar begin ik als ik het gevoel heb niet dichterbij te komen? Ik open het dikke boek met zijn verzamelde brieven op een willekeurige pagina, herlees mijn aantekeningen van de eerste keer dat ik de brieven las. Op internet zoek ik scans van zijn brieven en vind prachtige bladzijden waar Vincent tekeningen tussen de tekst plaatste, als een raam in het vel papier. Ik kijk door niet door het raam maar door zijn ogen. Toen de gids in Berlijn naar mijn zin te lang op architectonische details in ging, ben ik koffie gaan zetten, de momenten dat het online sporten me te zwaar wordt, spoel ik de youtube-video door, digitale vensters lijken mijn geduld op te slurpen. Hoe anders werkt het bij de getekende uitzichten, de 'ramen' in de brieven. Onder de regels van zijn handschrift zie ik zijn uitzicht, zijn herinnering aan een uitzicht, de vertaling van wat hij zag naar pen op papier. Een raam opgevouwen, verstuurd om op een andere plek uit te vouwen, op tafel te leggen en in de verte te kijken op het papier. Brief van Vincent aan broer Theo, oktober 1883 ...
Alle lichamen in het park zijn groter, ze strekken zich aan alle kanten 1,5 meter verder uit dan je kunt zien. Als stralende sterren lopen we tussen de bomen, onzichtbaar bij daglicht. ‘Wat zijn de zwakste sterren die u nog kunt zien?’ Een mysterieuze vraag, zo zonder context. Ik kwam hem tegen in ‘De natuurkunde van ‘t vrije veld’ geschreven door Professor Minnaert in 1937. Bij toeval vond ik het boek toen ik Google vroeg hoe onze ogen perspectieven waarnemen, wat voor trucs er bestaan in perspectieftekenen, waarom we die nodig hebben om 3d naar het platte vlak te vertalen. Die vragen kwamen ook niet uit het niets: blijkbaar was het tekenen van perspectief niet de sterkste kant van Vincent (zo lees ik steeds vaker) en ik ben benieuwd hoe hij keek en een landschap op papier zette. Landweg in de Provence bij nacht, Vincent van Gogh (1890) Omdat ik daar nog niet achter ben, nog even terug naar het boek. Minnaert behandelt allerlei verschijnselen en onze waarneming hiervan. In de paar bladzijden die ik heb gelezen, komt er vooral aan het licht dat wij vertekeningen zien. Neem nou de sterren: ‘Sterren zien we niet als zuivere stipjes, maar als kleine onregelmatige figuurtjes, dikwijls als een lichtpuntje waarvan stralen uitgaan; de gewone voorstelling door 5-stralige sterretjes komt niet met de werkelijkheid overeen. Kies voor deze proef de allerhelderste sterren (…). Houd het hoofd schuin naar rechts, naar links: het figuurtje helt mee. Voor ieder mens is het anders, het is ook verschillend voor elk der beide ogen; maar als men één oog met de hand bedekt en achtereenvolgens met het andere naar allerlei sterren kijkt, ziet men altijd hetzelfde figuurtje. Het zijn dus niet de sterren zelf, die er zo onregelmatig uitzien, het is ons oog dat fouten vertoont.’ 'Een ster of verre lantaren, gezien door een lichtelijk bijziende zonder lorgnet' Fig. 72 uit: De Natuurkunde van 't Vrije Veld, M. Minnaert (1937) ...
Ik had me voorgenomen om bij dit project de ‘C’-situatie buiten beschouwing te laten. Dit is immers allemaal van voorbijgaande aard en over een paar maanden zijn we misschien de ‘quarantaine’-projecten ook wel beu, dacht ik zo. Ook snak ik naar de wereld buiten ‘C’, er is toch meer in mijn belevingswereld? Maar als ik door mijn aantekeningen blader, mijn schetsen voor deze residency opnieuw bekijk, dan staat alles nu in zo’n ander daglicht, waarin zoveel niet meer relevant lijkt. Wat ik een maand geleden van plan was, is nu al niet meer van deze tijd. Ik weet niet hoe ons dagelijks leven er over een paar maanden uitziet en hoe lang deze tussentijd duurt. Meer dan een gevoel van thuis opgesloten zitten, heb ik het gevoel vast te zitten in de tijd, in een vacuüm tussen hoe het was en hoe het straks zal zijn. Tijd voor een ommetje door het Oosterpark. De zon schijnt en in slow motion ontploffen de bomen en struiken, van kaal naar frisgroen. Na een paar stappen weet ik al dat mijn missie om de ‘C-situatie’ te negeren mislukt en dat komt door de ring. Om mijn lichaam zit een onzichtbare ring van anderhalve meter. Het vraagt mijn voortdurende alertheid om tijdens het lopen te voorkomen dat ik met mijn ring, iemand anders zijn ring raak, tegelijkertijd moet ik opletten of niemand tegen mijn ring aan botst. Een jongen loopt me tegemoet, zo te zien koersen we recht op elkaar af. We hebben oogcontact en verleggen allebei onze route, eerst dezelfde kant op, zodat we weer tegen elkaar op dreigen te lopen, alleen nu midden op het pad, daarna stap ik snel weer naar de rand van het pad, voor hij het kan doen. Totdat we elkaar passeren, zijn we beland in een korte dans. Een beetje beschaamd over de onuitgesproken ontmoeting, het vermijden als kunst. Een dans waar je samen in beland. Zo intiem, op afstand, dat ik er ongemakkelijk van word. ...
Vandaag is mijn derde dag niet in Zundert. Ik zou er een maand als artist-in-residence verblijven, wonen in de kosterswoning naast de kerk waar de vader van Van Gogh predikant was en werken in het moderne glazen atelier, maar meer nog zou ik dwalen door het dorp om al lopend te schrijven aan de audiowandeling die daarna vanaf de zomer te beluisteren zal zijn. Mijn residency heb ik omgedoopt tot remote residency, al weet ik nog niet hoe ik dit in praktijk moet doen: ergens op afstand zijn. Ik ben begonnen met mijn ogen dicht, maakte mezelf wijs dat ik niet in mijn eigen studio was, haalde me de kosterswoning voor de geest. Ik zag het pad in de voortuin, stapte door de voordeur waar de galerie is, ging de hoek om (of was daar een deur?) en kwam in de keuken, met het enorme keukenblok waar ik in gedachten al bijna een ei bak. Ik loop door naar boven, maar hier wordt het mistig. Ik ben nooit boven geweest en weet niet waar ik in gedachten de trap moet vinden. Dus ik keer om en stap door de achterdeur naar buiten, de tuin in. Residency betekent niets meer of minder dan verblijf, ik ben aan het verblijven. In het woord zitten ver en blijven, waardoor ik mezelf oppep met het idee dat in het woord besloten ligt: ergens zijn betekent dat je van iets anders verwijderd bent. ...
Vanaf 1 april zou ik gedurende een maand wonen en werken in de artist-in-residence van het Van GoghHuis in Zundert. Het prachtige gastatelier ligt op het terrein van de kerk waar Vincents vader preekte en ik zou logeren in de voormalige kosterswoning. Het virus gooide roet in het eten. Dit betekent niet dat ik de residency laat schieten: de komende weken probeer ik vanuit mijn Amsterdamse tuinhuis de afstand te overbruggen. Hier kun je meelezen en – kijken met mijn pogingen om afstanden te overbruggen, zowel in kilometers (naar Zundert) als in tijd (naar Vincent van Gogh). Daarnaast werk ik aan mijn oorspronkelijke project, een audiowandeling in Zundert die ik later dit jaar zal presenteren. ...